Mediation in het strafrecht
‘Ik zat fout’

Casus uit artikel van:
Rosa van Gool
19 december 2018 – verschenen in Groene Amsterdammer

Eerste gesprek :  Degene waartegen aangifte is gedaan  (Verdachte van een misdrijf)
‘Ik zou vooral willen weten hoe het nu met hem gaat.’ Stefan hoeft niet lang na te denken over de vraag van strafmediator Marlène Panis wat hij straks met zijn slachtoffer zou willen bespreken.
De twintigjarige student heeft een open gezicht en komt gemakkelijk uit zijn woorden. Hij kijkt de mediators tegenover hem beurtelings aan. Over een paar weken moet Stefan voor de rechter verschijnen, op verdenking van mishandeling. Panis vormt vandaag een duo met collega Ali al Hadaui, in strafzaken werken mediators altijd in tweetallen. De gesprekken vinden plaats op de rechtbank, in speciale mediationkamers. Anders dan in de rechtszaal staan er geen aangewezen bankjes voor de verdachte en het slachtoffer, er staat alleen een ronde tafel.

Terug naar die ene zaterdagavond, maanden geleden al weer. Stefan en zijn vrienden staan naast de ingang van de kroeg een sigaret te roken, biertje in de hand. Een van hen gooit voor de grap bier uit zijn glas in de richting van een andere vriend, maar raakt daarbij een onbekende jongen die net het café binnen wil gaan. De jongen draait zich om, komt dicht bij de biergooier staan en vraagt waarom hij dat deed. ‘Hij was best groot, dus het kwam intimiderend over’, zegt Stefan, die vlak naast de gooier stond. De jongen geeft Stefans vriend een duw, waarop Stefan hem een vuistslag op zijn neus geeft. Er ontstaat geduw en getrek, in de chaos geeft Stefan hem nog een klap tegen zijn hoofd voordat omstanders tussenbeide kunnen komen.

Hoe kijkt hij nu terug op die avond, wil Panis van Stefan weten. ‘Ik zat fout’, zegt hij zonder aarzeling. ‘Dit had nooit mogen gebeuren.’ Het is hem zelf ook een raadsel waarom de stoppen zo doorsloegen. Hij had niet veel gedronken, het was nog vroeg op de avond. Hij had nooit eerder gevochten en ook geen oude rekening met de jongen te vereffenen, hij had hem nog nooit eerder gezien. Een betere verklaring dan ‘dom’, ‘niet bij nagedacht’ en ‘bijna een reflex’ kan hij niet verzinnen.

Tweede gesprek : Het slachtoffer, degen die aangifte heeft gedaan

In de stoel waar Stefan zojuist zat, neemt nu de 23-jarige Ivo plaats. Op de gang moeten ze elkaar gekruist hebben. Ivo’s vader is meegekomen om zijn zoon te steunen. Ze willen nog wel even weten of dit niet gewoon een gemakkelijke manier is om onder straf uit te komen. De mediators leggen uit dat de rechter over straf zal gaan. De verdachte heeft al een dagvaarding ontvangen en komt dus sowieso voor de rechter, maar als de partijen vandaag tot afspraken komen, zullen de officier van justitie en de rechter de vaststellingsovereenkomst, door beide partijen ondertekend, ontvangen. De uitkomst van het gesprek wordt toegevoegd aan het strafdossier en kan zo dus wel invloed hebben op het strafproces.

Ivo had die avond met vrienden afgesproken om iets te gaan drinken. Terwijl hij naar de deur van het café liep, voelde hij opeens een plens bier in zijn rug. Hij draaide zich om en zag een jongen zijn laatste restje bier in de lucht gooien. Hij liep op de jongen af en vroeg hem waarom hij met bier aan het gooien was. De biergooier bracht zijn gezicht intimiderend dichtbij, dus om ruimte te maken duwde Ivo hem tegen beide schouders van zich af. Toen voelde hij, uit het niets, een vuist in zijn gezicht. Daarna was het chaos, maar kreeg hij in elk geval nog één rake klap, vol op zijn neus.

‘Het klinkt bot, maar wat de buren allemaal gezegd hebben, boeit justitie niet. Probeer te kijken wat je zelf kunt doen’

Hij vertelt over de impact van de klappen die hij kreeg. De fysieke schade – een lichte hersenschudding en een gebroken neus – was gelukkig niet blijvend. De grootste deuk liep hij die avond op in zijn gevoel van veiligheid. Voorheen dacht hij niet dat je ‘zomaar’ klappen zou krijgen, maar nu noemt hij die gedachte naïef. Op straat kijkt hij tegenwoordig over zijn schouder, soms keert hij om als hij verderop een groepje jongens ziet staan.

Beveiligingscamera’s legden alles vast. Toen hij de beelden later zag, schrok hij misschien nog wel erger dan op het moment zelf. Zijn stem kraakt als hij erover vertelt. Ook Ivo’s vader heeft de beelden bij de politie bekeken. Het is maar goed dat hij er niet bij was, zegt hij op ingehouden toon, anders had hij niet voor zichzelf ingestaan. Wat zou Ivo willen weten van Stefan, vraagt Al Hadaui.
Ivo vindt het moeilijk te zeggen; voor hem had deze bijeenkomst niet echt gehoeven. Hij heeft vooral toegestemd omdat mensen om hem heen zeiden dat het zou kunnen helpen bij de verwerking van het incident. Hij begrijpt nog steeds niet goed hoe het heeft kunnen gebeuren. De mediator stelt voor om dat straks aan Stefan voor te leggen en te vragen of hij die avond misschien op ruzie uit was.

Derde Gesprek    partijen samen aan tafel

Aan tafel zitten nu vijf mensen: Stefan, Ivo, Ivo’s vader en de twee mediators. Opnieuw vertelt Ivo zijn verhaal. Hij maakt een nerveuzere indruk dan in het eerdere gesprek, kijkt een paar keer opzij naar zijn vader, en vermijdt Stefans blik. Aangekomen bij de gevolgen van het incident legt hij deze keer meer nadruk op de niet gehaalde tentamens en gemiste voetbalwedstrijden dan op de psychische schade en het gevoel van onveiligheid. Als hij uitgepraat is, voegt zijn vader er nog aan toe dat het ook hun als ouders veel verdriet gedaan heeft. Panis vraagt Stefan om te reageren.

‘Erg om te horen dat je niet kon doen wat je graag wilde doen. En dat je bang was.’ Stilte. ‘Dit had nooit zo mogen gebeuren.’ Stefan legt nog wel uit dat hij Ivo’s reactie op het biergooien als intimiderend ervoer. Het is een poging toch nog iets te verklaren, maar zou ook kunnen klinken als een excuus. De opmerking lijkt Ivo te verrassen. ‘Voor mijn gevoel was ik heel rustig.’ Hij is even stil. ‘Maar ik kan me best voorstellen dat ik minder rustig overkwam dan ik me voelde.’

De mediators vragen ook Stefan om te vertellen welke impact de gebeurtenis op zijn leven heeft gehad. Ten eerste is er natuurlijk de rechtszaak en het dreigende strafblad. Verder vertelt hij over zijn familie, die zo teleurgesteld in hem is, en over de dag die hij in een kale cel op het politiebureau doorbracht, toen hij verhoord werd. ‘Hoe is het voor jou om dit allemaal te horen?’ vraagt Al Hadaui aan Ivo. ‘Fijn’, zegt hij direct. Het doet hem zichtbaar goed om te merken dat hij niet de enige is die onder het incident geleden heeft.

Stefan voegt er nog aan toe dat hij veel heeft nagedacht over zijn gedrag. ‘Ik schrok van mezelf. Ik wist niet dat ik in één keer zo agressief kon worden.’ Toen er onlangs op een feestje ruzie dreigde te ontstaan, heeft hij meteen tegen zijn vrienden gezegd dat hij weg wilde. ‘Was je er de avond dat het gebeurde op uit om te vechten?’ vraagt de mediator, met een blik op Ivo. Natuurlijk niet, zegt Stefan. ‘Niemand gaat een avondje uit met de gedachte om zoiets te doen. Ik niet, in elk geval.’ Al Hadaui knikt. ‘Niemand komt hier als winnaar uit.’

Stefan biedt expliciet zijn excuses aan, Ivo accepteert ze nadrukkelijk. Dat lijkt na het begripvolle gesprek – ‘een mediation uit het boekje’, zegt Panis achteraf – bijna een formaliteit, maar het is wel belangrijk. Als er in een zaak excuses worden gemaakt, komt dat in de vaststellingsovereenkomst terecht en horen de officier van justitie en rechter er dus van. Panis prijst beide partijen; de een voor zijn vergevingsgezinde houding, de ander voor de verantwoordelijkheid die hij neemt voor zijn eigen aandeel. Het was een fijn gesprek, vinden ook de jongens. Ze schudden elkaar de hand. Over een paar weken zullen ze elkaar opnieuw zien, maar dan in de rechtszaal. ‘Ik hoop dat dit gesprek bijdraagt aan een niet al te heftige uitspraak van de rechter’, zegt Ivo’s vader.

Namen en herleidbare details van de betrokken partijen zijn om privacy-redenen gefingeerd. De echte namen zijn bij de redactie bekend